Ik heb mezelf een tijdje geleden voorgenomen om elke week te schrijven. De impuls was om rondom meditatie te bloggen om zo meer energie te zetten op de meditatie ochtenden die ik geef en ook simpelweg om het te promoten. Elke week is de discipline en elke week ontstond er als vanzelf een tekst tot nu toe. Het procédé daartoe gaat als volgt. Iets in mijn leven, een moment, een ervaring, een mijmering inspireert me. Iets raakt me of zet me aan het denken. Het doet me ‘realiseren’ in die ervaring. Vaak gepaard met een fysieke trilling of siddering door mijn lichaam. Woorden en verbanden beginnen zich aaneen te rijgen, schuren langs elkaar heen, worden homogener, een geheel in wording, als een soort wolk van flarden in mijn hoofd. Het is nog geen verhaal of compleet geheel. Het is een reeks van ‘besef momenten’ of realisaties. Het echte verhaal ontstaat als ik begin met schrijven. Ik pak een flard, vaak vrij willekeurig en start met schrijven. Typen doorgaans, met dat wat letterlijk in me opkomt. Waar vandaan eigenlijk? Vraag ik me af. Voor hier laat ik het bij die vraag die ook oprijst terwijl ik schrijft. Ik draag hem nog verder mee en laat de vraag voor nu de vraag zijn.

Bij het schrijven poppen al vanzelf nieuwe flarden op, nieuwe realisaties en soms als ik echt in de flow zit, zie ik achteraf dat er nog meer lagen in de tekst zitten die ik niet beseft had toen ik ze opschreef. Ook komen voorbeelden of metaforen voorbij die ik van tevoren niet bedacht had en ook niet opgemerkt had in de flardenwolk. Deze kunnen leiden tot een compleet andere wending van het verhaal. Wonderlijk hoe zo’n creatie proces verloopt. Het lijkt wel alsof ik, als ik het lef heb me niet teveel ermee te bemoeien, niet ergens naartoe wil schrijven, iets wil bereiken, als het ware overgenomen word, of dat er een soort samenvallen ontstaat met de creatie op zichzelf. Tijdens het schrijven of net ervoor eigenlijk voel ik ook vaak weerstand. Ergens heb ik geen zin, maar weet ik dat ik het moet doen. Ik vraag me af of het eenzelfde noodzaak is zoals Rilke schrijft in een van zijn brieven aan Kappus. Om in dezelfde woorden van Rilke te blijven, ‘daar heb ik mezelf nog aan de tand te voelen!’ Het geeft me in ieder geval een fijn gevoel als ik schrijf en geschreven heb. Het is fijn, levend. Het maakt dat ik mezelf ervaar en voel. Het brengt me dicht bij mezelf. Mijn bewustzijn is niet buiten mijzelf maar in mijzelf. Dat werkt helend. Een meditatie in zichzelf. Vaak kriebelt mijn kruin en het gebied tussen mijn wenkbrauwen is ontspannen, open. Ik zie het voor me, dat wat ik schrijf, beeldend. Het bijzondere aan deze blog is dat ik totaal geen inspiratie had deze week. Totdat ik me realiseerde, in een oprisping, dat dit nu precies is waar deze blog over mag gaan. Eén enkele flard, meer niet. En zo ben ik begonnen met schrijven en dit is het resultaat.

Het is als een meditatie op een bepaalde manier. Soms zit je er in en soms totaal niet. In beide gevallen heb je discipline nodig of om te beginnen, of in ieder geval de actie om het te doen. Het leidt altijd tot iets en wat dat weet je pas achteraf. Het doet me denken aan een tekst over meditatie die ik een tijd terug tegenkwam (zie onderaan). Omdat het wat mij betreft over een toelaten gaat, een toelaten van de stroom, de creatie, een toelaten van dat wat er is. De vruchten van deze blog liggen nog onder het oppervlak. Een begin van een vervolg. Een aanzetten tot. Tot wat? Geen idee nog tot wat. Het is nu wat het is en dat is ok.

“MEDITATIE
 
Meditatie betekent werken met onze gejaagdheid, onze rusteloosheid en ons onafgebroken druk bezig zijn. Meditatie verschaft ruimte, een basis voor rusteloosheid, zodat ze haar gang kan gaan, rusteloosheid kan zijn en wellicht daardoor kan ontspannen. Als we rusteloosheid haar gaan laten gaan, wordt ze onderdeel van de ruimte. We bedwingen noch bestrijden het verlangen onze eigen zwiepende staart te pakken te krijgen. Meditatie beoefenen is niet een kwestie van trachten een hypnotische bewustzijnsstaat te verkrijgen of een gevoel van rust te scheppen. De poging een rustige staat van geest te bereiken weerspiegelt een armoede mentaliteit. Op zoek naar die kalme geestesgesteldheid zijn we voortdurend op onze hoede voor rusteloosheid. Er is een voortdurend gevoel van paranoia en beperking. We menen dat dat nodig is, op onze hoede te zijn voor plotselinge opwellingen van begeerte of agressie, die ons zouden kunnen overrompelen en waardoor we onze beheersing zouden kunnen verliezen. Deze waakzaamheid beperkt de reikwijdte van de geest omdat we niet alles accepteren wat er opkomt. 
 
Uit: De mythe van vrijheid – Chögyam Trungpa Rinpoche”